45
Vera schraapte haar keel. Ze had genoeg gehoord. Het was tijd dat ze zelf op de voorgrond trad. Normaal gesproken genoot ze daarvan, maar op de een of andere manier was ze er vanavond niet voor in de stemming.
‘Robert heeft Abigail niet vermoord,’ zei ze. ‘Eerst dacht ik van wel, maar dat was technisch onmogelijk. Jullie hebben allemaal beschreven hoe het er die zondag aan toe ging. Het verslag van Caroline Fletcher is niet geweldig, maar daarover bestaat geen twijfel. Emma, jij was hier in de keuken, samen met je vader. Jullie stonden samen af te wassen.’ Even zweeg ze. ‘Hoe kwam Christopher daar onderuit?’
‘O, die beweerde waarschijnlijk dat hij nog huiswerk had. Een of ander schoolproject. Hij had altijd wel een smoes na de lunch. Om onder de afwas uit te komen.’ Behoedzaam keek Emma Vera van de andere kant van de tafel aan.
Vera staarde terug. ‘Hij zat dus boven?’
‘Ja.’
‘En je moeder zat in de huiskamer de krant te lezen. Zoals altijd op zondag. Eerst kookte ze voor jullie, dan lieten jullie haar een uurtje met rust. Niemand die haar stoorde.’
‘Ze verdiende haar rust. Daar waren we het allemaal over eens.’
‘O ja, iedereen verdient af en toe een uurtje rust.’ Zelfs ik. Een oude agente die beroepsmatig haar neus in andermans zaken steekt. Vera keek naar de twee vrouwen, en ineens wist ze zeker dat ze er verschrikkelijk naast zat, dat ze helemaal de verkeerde conclusies had getrokken. Toen keerde haar zelfvertrouwen weer terug, even plotseling als het haar in de steek had gelaten. Oké dan, dacht ze. Vooruit dan maar. Hoe eerder ik deze zaak afrond, hoe eerder ik naar huis kan.
‘Maar jij had die middag geen rust, hè, Mary? Je wachtte tot Robert en Emma bezig waren met de afwas en toen glipte je door de tuindeur naar buiten. Je had van tevoren met Abigail afgesproken. Hoe kreeg je dat voor elkaar, Mary? Door haar een briefje te sturen, zogenaamd van Robert?’
‘Ik dacht niet dat ze zou komen,’ zei Mary.
‘Ik geloof niet je haar echt wilde vermoorden. Je dacht dat je haar tot inkeer kon brengen. Je wilde uitleggen dat Robert een goed mens was en dat er veel op het spel stond. Je wilde hem alleen maar beschermen. Eigenlijk was je meer Roberts moeder dan zijn vrouw, hè? Het was niet eerlijk dat je zo’n leven moest leiden. Braaf het gezin bijeenhouden, de schijn ophouden voor de parochie. Nog een verhuizing zouden jullie nooit overleefd hebben.’
Voor de eerste keer die avond zat Mary doodstil. Het leek wel alsof ze een wassen beeld was. Ze staarde voor zich uit en gaf geen antwoord.
‘Maar met Abigail viel niet te praten. Ze was koppig en compleet gestoord. Ze vond het leuk om te stoken. Waarschijnlijk was ze zelfs blij je te zien. Weer iemand op wie ze haar machtswellust kon botvieren. Wreef ze in hoeveel invloed ze had op Robert? Dat was wel haar soort spelletje. Lachte ze je uit?’
‘Ja,’ zei Mary. ‘Ze vond het grappig.’
‘En ze wilde maar niet ophouden?’
Aanvankelijk dacht Vera dat Mary zou weigeren antwoord te geven en dat het een gruwelijke fout was geweest om zo laat nog hier te komen en een confrontatie aan te gaan. De stilte leek uren te duren. Toen begon Mary te praten, even weloverwogen als altijd. Als iemand haar verhaal moest vertellen, dan zijzelf, in haar eigen woorden. ‘Ze lachte zo hard. Ik kon haar boven de kraaien en de storm uit horen. Zelfs midden op dat veld, kilometers van het dichtstbijzijnde huis, was ik nog bang dat iemand haar zou horen.’
‘Je wilde haar tot stilte manen.’
‘Ja,’ zei Mary. ‘Ik wilde dat die herrie ophield.’
De deur ging open en Ashworth stapte stilletjes naar binnen. Mary merkte het niet eens.
‘Misschien moeten we het hier later over hebben,’ zei Vera. ‘Ergens anders. Als je een advocaat hebt die je bij kan staan.’
‘Ik wil het graag nu vertellen.’ Het klonk dringend.
‘Dan moet ik je waarschuwen dat je in staat van beschuldiging wordt gesteld en niets hoeft te zeggen tot...’
‘Dat weet ik,’ zei Mary ongeduldig. ‘Maar ik wil dat je het begrijpt. Voordat iemand anders mij woorden in de mond legt...’
‘Laat haar vertellen,’ zei Emma. ‘Ik moet het weten.’
‘Ga verder.’
‘Abigail bleef maar lachen. Ineens vond ik het zo vernederend om daar tegen dat kind te staan schreeuwen. Ik pakte haar vast, gewoon om haar op te laten houden, zodat ik niet meer tegen haar hoefde te schreeuwen. Ik pakte de uiteinden van haar sjaal beet en trok. Gewoon om haar te laten luisteren. Zodat ze me tenminste serieus nam. En toen lag ze daar ineens, heel stil, en ik kon de kraaien weer horen, en de wind. Ik liet haar liggen en ging weer naar huis. Ik trok mijn natte schoenen en mijn jas uit en legde ze in de kast onder de trap. Ik ging de keuken in. Niemand had me gemist. Ik dacht niet dat ze dood was. Ik dacht dat ik haar gewoon aan het schrikken had gemaakt. Dat ze nog jong was en gewoon weer teruggerend was naar de Kapel.’
‘Dat kan ik me niet voorstellen,’ zei Vera. ‘Want toen Emma naar buiten ging, ging je haar achterna.’
‘Ik wist het niet zeker. Ik wilde niet dat Emma Abigail in haar eentje aantrof. Misschien dacht ik inderdaad dat ik haar had vermoord.’
‘En je hebt het nooit aan Robert verteld?’
‘Hij had geen idee dat ik van hem en Abigail wist. Hij dacht dat het helemaal geheim was.’
‘Was je niet boos dat hij zich zo aanstelde met haar?’ vroeg Emma. ‘Jaloers?’
‘Hij kon het niet helpen,’ zei Mary. ‘En hij had nog zoveel goeds in zich. Nog zoveel goede daden voor de boeg.’
Weer viel er een stilte. Vera wist dat ze verder moest gaan. Dat was een van de regels die ze Ashworth had geleerd. Zorg dat ze je niet raken. Wat ze ook geflikt hebben, sta er niet te lang bij stil. Anders ga je eraan onderdoor. Toch stond ze zichzelf één onnodige vraag toe. ‘Je liet Jeanie ervoor opdraaien. Hoe kon je?’
‘Ik dwong mezelf niet aan haar te denken. Ik moest voor Robert zorgen, en voor de kinderen. Zonder mij zouden ze het niet hebben gered. En zij was een jonge, sterke meid. Ik dacht dat ze na een paar jaar wel weer vrij zou komen.’
Vera zei niets. Ze dacht aan de gevangenis boven op het klif, en aan Jeanie, die altijd was blijven volhouden dat ze onschuldig was. Jeanie, die vol trots voor de paroolcommissie had gestaan en had geweigerd het spelletje te spelen dat tot haar vrijlating had kunnen leiden.
‘Als je zelf kinderen had,’ zei Mary, ‘zou je het begrijpen.’
‘En Christopher? Zag die je die middag buiten op de akker?’
‘Nee. Er waren geen getuigen.’
‘Waarom moest hij dan dood?’
‘Hij moest niet dood. Natuurlijk niet. Denk je echt dat ik het leuk vond om hem te doden?’
‘Dat begrijp ik niet. Leg eens uit?’
‘Die zomer raakte hij ook geobsedeerd door Abigail Mantel. Het leek wel alsof het hele gezin bezeten was. Emma, Robert en Christopher. Ik was de enige die haar doorzag. Die eerste dag, toen we een ijsje aten op de Punt en zij kwam opdagen in die dure auto van haar vader, wist ik meteen dat ze een hekel aan ons had. Dat ze jaloers was omdat we zo’n hecht gezin waren. Haar vader had voortdurend een andere vriendin en was altijd aan het werk. Ze wilde hebben wat wij hadden, en dus moest ze zo nodig alles bederven.’
Ze was nog een kind, dacht Vera. Een doodongelukkig, doorgedraaid kind. Ze liet Mary echter verdergaan.
‘Christopher had Robert en Abigail samen gezien. Hij zei er niks van, en misschien stelde het op dat moment ook nog niks voor. Hij was die middag niet naar school geweest. Hij had een afspraak met de tandarts, in Crill. Daar zag hij hen, met zijn tweeën. Daarna begon hij haar te observeren. Ik denk dat hij hen nog wel eens vaker samen zag.’
‘Vroeg hij aan jou wat er aan de hand was?’
‘Nee, natuurlijk niet. Hij was ontzettend in zichzelf gekeerd, en kinderen nemen sowieso zelden hun ouders in vertrouwen.’
‘Hoe weet je dan dat hij Robert en Abigail samen had gezien?’
‘Dat vertelde hij me vorige week, toen hij hier was.’
‘De dag dat hij stierf?’
‘Ja.’
‘De dag dat jij hem vermoordde?’
Het duurde een tijdje voordat ze antwoord gaf. ‘Ja.’
‘Had hij die ochtend gebeld?’
‘Robert was al naar zijn werk. Ik begin iets later in de bibliotheek en stond op het punt om weg te gaan toen de telefoon ging. Het was Christopher, die mobiel belde. Hij was helemaal in de war. Er was geen touw aan vast te knopen. Hij zat in die vervallen boerderij bij de gemeentelijke begraafplaats, beschuldigde Robert ervan Abigail vermoord te hebben en zei dat hij het had kunnen weten, dat hij er destijds iets van had moeten zeggen. Ik had geen idee wat ik ermee aan moest. Ik dacht dat we veilig waren. Robert was hard aan het werk. Hij had die hele Abigail-toestand achter zich gelaten, en sindsdien hadden zich niet meer van dat soort incidenten voorgedaan. En we hadden familie-uitbreiding gekregen. Emma, James, de baby...’
‘Nog meer mensen voor wie je verantwoordelijk was.’
‘Ja,’ zei Mary dankbaar. ‘Zie je wel, je begrijpt het.’
‘Ben je naar de boerderij gegaan?’
‘Nee. Ik had tijd nodig om te beslissen hoe ik de zaak zou aanpakken. Ik zei dat ik hem later terug zou bellen, en dat we dan ergens zouden afspreken. Ik hoopte dat hij het wachten zat zou worden. Hij was wel het type dat zich gauw verveelde. Ik dacht niet dat hij in het openbaar een scène zou maken en hoopte dat hij gewoon terug zou gaan naar Aberdeen en het allemaal zou vergeten. Later, als ik eenmaal de tijd had gehad om een fatsoenlijk verhaal te verzinnen, zou ik hem opzoeken en het allemaal uitleggen. Toen begreep ik ook waarom hij zo weinig langskwam, waarom hij niet echt deel uitmaakte van het gezin. Ik dacht, met een beetje tijd kunnen we al die wonden helen. Weer een hecht gezin worden.’
‘Een leuk, spontaan, gezellig gezin,’ zei Vera. ‘Net als andere gezinnen.’
‘Ja,’ zei Mary. ‘Precies.’
Dus de vingerafdrukken die ze op de boerderij hadden gevonden, waren niet die van de moordenaar. Weer een doodlopend spoor. Vera kreeg de indruk dat er weinig gerechtelijk bewijsmateriaal was dat naar Mary wees. Wat ze echter wel hadden, was een bekentenis. En die zou Mary niet intrekken, wat haar advocaten daar ook van zouden zeggen. De rol van martelaar paste wel bij haar.
‘Overwoog je ook om hem te doden?’
‘Natuurlijk niet.’ Ze was geschokt. ‘Mijn enige zoon.’
‘Waar heb je zijn telefoon gelaten?’
‘Boven. In mijn la in de slaapkamer.’
Vera wist dat ze blij moest zijn, maar de aanblik van dat mollige vrouwtje met haar slordige paardenstaart maakte haar alleen maar misselijk. Ongetwijfeld zou Mary net als Jeanie in Spinney Fen terechtkomen. En in tegenstelling tot Jeanie zou zij de ideale gevangene zijn. Ze zou zich vrijwillig opgeven voor de therapiegroepen. Robert en Emma zouden op bezoek komen. Robert zou niet meer in Spinney Fen mogen werken, maar ze had gehoord dat de reclassering aardig was voor haar werknemers. Ze zouden wel iets anders voor hem vinden.
‘Waarom spraken jullie bij het huis van Mantel af?’
‘Dat hadden we niet afgesproken. Hij was er blijkbaar op eigen houtje naartoe gegaan. Misschien wilde hij een rel schoppen. Op een confrontatie aansturen. Waarschijnlijk hadden James en Emma hem over het vuurwerk verteld. Toen hij het huis leeg aantrof, liep hij over de akkers naar de Kapel.’
Net als Abigail Mantel tien jaar eerder.
‘Toen ik mijn jas ging halen, stond hij bij de auto te wachten. Ik schrok me dood. Het was precies zoals ik eerder vertelde. Ik deed de koplampen aan en daar stond hij. Helemaal verkleumd. Hij stond al een flinke tijd te wachten en zag eruit als een zwerver. Ik herkende hem eerst niet eens. Hij zei dat zijn vader Abigail had vermoord. Ik zei dat dat belachelijk was, dat het niet waar was. Hij pakte zijn telefoon en zei dat hij de politie ging bellen. Ik moest hem tegenhouden. Natuurlijk was ik niet van plan om hem te vermoorden.’
O nee? dacht Vera, niet langer overtuigd. Gewoon een ongeluk, net als met Abigail, of toch niet? Het is veel gemakkelijker om van een dode zoon te houden dan van een levende die dwarsligt.
‘Je eigen zoon,’ zei ze. Even vergat ze dat ze zich niet door haar gevoelens mocht laten meeslepen. ‘Maar toch bleef je bij je verhaal. Toen we de volgende dag langskwamen, zat je er doodkalm bij.’
‘Het was het grootste offer dat een vrouw kan brengen,’ zei Mary. ‘Ik moest het doen, om Robert te beschermen en de rest van de familie bijeen te houden. En toen ik dat offer eenmaal had gebracht, moest het niet voor niks zijn.’
Gelul. Je raakte in paniek en deed het om jezelf te beschermen. ‘Wat heb je voor wapen gebruikt?’
‘In de auto lag een zaklantaarn. Lang, erg zwaar. Toen hij zich omdraaide om de politie te bellen, sloeg ik hem. Hij viel in de sloot. Nogal raar. Het enige wat je van hem kon zien, was die afgrijselijke jas. Ik draaide hem om, zodat hij er wat vrediger bij lag. Hij haalde geen adem meer. Dat heb ik nog wel gecheckt. Niemand had hem meer kunnen redden. En hij was sowieso niet gelukkig meer. Hij was allang niet meer zo gelukkig als toen hij klein was, toen hij nog bij ons woonde.’
‘Wat heb je met de zaklantaarn gedaan?’
Die vraag leek haar te verbazen. ‘Er zat bloed aan. Dat heb ik afgeveegd aan zijn jas. Die was toch al vies. Toen heb ik hem in mijn tas gestopt.’
En die heb ik je gewoon van het terrein laten meenemen, dacht Vera. Ik wist dat we je auto moesten onderzoeken, maar jou heb ik niet gefouilleerd. Ik dacht dat je daar veel te geschokt voor was. Hoe lang zal ik me daar schuldig over voelen? Ze vroeg zich nu al af of er een manier was om dat buiten het uiteindelijke rapport te houden.
Op dat moment besefte ze dat Emma zat te huilen. Ze maakte geen geluid, maar de tranen rolden over haar wangen.